Degene bij wie de Maagd der Armen acht keer op bezoek kwam in 1933, is op 2 december 2011 heengegaan.
Ze was 90 jaar oud. Nu kan ze eindelijk en eindeloos haar Mooie Dame bewonderen. Haar hele leven lang is ze in de schaduw gebleven; ze verscheen niet graag in publiek, deed geen enkele verklaring en vroeg haar vriendinnen om absolute bescheidenheid.
Discretie
Mariette is altijd zeer bescheiden gebleven. Was ze voor de laatste keer helemaal uitgepraat bij de kapelaan, dan deed ze voor goed haar boek dicht en is ze voor altijd uit het geheim van Banneux getreden. Alleen werd ze later nog een keer of twee verhoord voor de nodige enquêtes. Ze verklaarde het in die zin : “Wat men niet begrepen heeft, is dat ik enkel de postbode was, aan wie de Maagd een brief had toevertrouwd. Ik had de opdracht deze brief door te geven, en daarmee gedaan.” Degenen die graag bij haar geheimen hadden willen betrokken zijn, heeft ze steeds ontmoedigd: “Ik heb gezegd wat ik moest zeggen. Daar heb ik geen enkel woord aan toe te voegen noch van af te trekken.”
Tijdens het pauselijk bezoek in 1985 heeft ze Paus Johannes Paulus II wél willen ontmoeten in een sacristie, ver van de onbescheidene blikken. Vlak daarna voegde ze zich bij de gehandicapten, waar ze verborgen bleef onder de blinden. Tot in het jaar 2000 heeft ze alle grote vieringen in Banneux bijgewoond door achter de bron te schuilen. Even discreet was ze in haar dagelijks leven: ze begaf zich in het heiligdom of ging boodschappen doen in Pepinster gedurende de rustige uren van de middag. Zo kon ze aan de nieuwsgierige blikken ontsnappen.
Verering
Toch werd Mariette dikwijls geconfronteerd met de beproeving der verering. Al gauw werd het haar niet meer mogelijk zich met haar schoolwerken bezig te houden, zomin als haar lessen te bestuderen. Het huis werd immers elke dag binnen gestroomd door talrijke bezoekers die Mariette wilden zien, ondervragen of gewoon met haar babbelen. Ze werd zowel door de ene vereerd als door de andere gespot. Sommigen brachten zelfs als geschenk juwelen of dure kleding met zich mee. Mariette, die achter deze aandachtsbewijzen helemaal niet liep, zag daar veel van af. Om aan de nieuwsgierigheid der bedevaartgangers te kunnen ontsnappen, en de spotternijen der klasgenootjes te vermijden, werd ze op school ingeschreven bij de zusters van Aywaille vanaf begin mart 1933. Ze begaf er zich alle dagen met de bus. De zusters herinneren zich goed hoe Mariette op 19 juni 1933 haar boterhammen afgaf aan een arm klein kind van zes jaar. Die zelfde avond zocht ze de hele zolder door om kleren voor dat kind. Maar zelfs in Aywaille waren er telkens meer en meer bezoekers. Mariette moest zich dikwijls schuilen of vluchtte gewoon weg. In het begin aanvaardde ze wel af en toe een beeldje te ondertekenen, maar lang heeft het zeker niet geduurd. Zodra de grote zomervakantie van 1933 aankwam hield ze op naar Aywaille te gaan.
De jeugd
En toen kwamen de echtgenoten De Smet tussen, uit Tildonk. Deze vurige bedevaartgangers van Banneux waren goed op de hoogte van de moeilijkheden die de familie Beco doorkruiste. Op 5 mei 1933 stelden ze Vader Beco voor om voor de kleine zoon André te zorgen. Ze zouden hem met zich meenemen naar hun tehuis in Tildonk, en hem daar grootbrengen. De ouders Beco gingen hier mee eens. Mariette ging heel vaak haar broertje bezoeken. De De Smet stelden dan nog voor om haarzelf ook te ontvangen in Tildonk, waar ze bij de Ursulines in halve kost ingenomen werd voor het hele schooljaar 1933-1934. Ze keerde toen enkel voor de vakantie terug in Banneux. Vlaamse en nederlandse bedevaartgangers waren zeer aangenaam haar met hen te horen bidden, in hun eigen taal. Gedurende het schooljaar 1934-1935 is ze leerling van het Institut Marie-Thérèse in Verviers. In 1935 treedt Mariette in als verpleeghulpster in de Clinique Sainte-Rosalie van Luik. Zuster Lutgarde, de overste van de instelling, is er haar grote vertrouweling geworden. Zuster Lutgarde kon voordeel trekken uit een spectaculaire genezing, te wijten aan de Maagd der Armen. Het verslag van deze genezing is terug te vinden onder bladzijde 143 van het boek “Pièces à Conviction”. Mariette zag Zuster Lutgarde dolgraag. Naast Sainte-Rosalie heeft ze ook met haar gewerkt in de Clinique Peltzer in Verviers.
Oorlog en huwelijk
Op 6 decembre 1939 vluchtte de familie Beco weg naar Frankrijk, uit angst van mogelijke bombardementen op de zeer nabij gelegen Fort de Tancrémont. Ze woonden er in Tulle. Mariette werd aangeworven als arbeidster bij Lamarche. Ze moest er de lichtgevende ontstekingsbuizen verven. De ganse familie kwam terug naar België in 1940: Moeder Beco, in verwachting van Marie-Thérèse, wilde absoluut in eigen land bevallen. In de oorlog maakte Mariette deel uit van de organisatie “Constance”, van het Verzet. Ten koste van haar leven ging ze uit Duitsland ontsnapte vliegeniers of soldaten oppikken achter de kapel van Tancrémont, nam ze dan mee naar haar ouders, die ze verborgen hielden in hun zolder. De toegang was er van verborgen achter een grote kast. De oorlog voorbij verkreeg Mariette een “erediploma”, dat ze niet heeft willen aanvaarden.
Mariette trouwde op 26 december 1942, met Mathieu Hoeberigs. Ze was 21 jaar oud. De ouders Beco waren het niet eens met de keuze van Mariette. De jonge echtgenoten besloten zich aan de “Rue de l’Esplanade” te vestigen, in Banneux, en er een restaurant te openen. Ze kregen twee kinderen, Jean-Marie en Myriam. De kleine Lutgarde, die veel later geboren werd, overleefde maar enkelen uren. Bij deze derde geboorte leed Mariette aan levensgevaarlijke bloedingen. Tussen de echtgenoten ging het er dan slechter en slechter aan toe. Een onthullende gebeurtenis is ons weergegeven in een document geschreven door Pastoor Jamin op 3 september 1957: “Onbekende bezoekers hebben Mariette een belangrijke som geld aangeboden om uit Banneux te vertrekken, en de Verschijningen schriftelijk te ontkennen. Ze heeft stevig geweigerd, en hen buitengejaagd. Dan hebben ze Mathieu nog proberen overtuigen, en hij stond op het punt te zwichten, toen Mariette er weer tussenkwam en zich zeer heftig verzette. Toen de echtgenoten uit elkaar gingen, opende Mariette een frituur in de Rue Neuve in Pepinster. In 1972 is ze gevestigd in een gehucht van Theux, dichtbij de kapel van Tancrémont. Haar vriend Raymond ging bij haar wonen en ondersteunde haar acht jaar lang. Hij overleed er in 1989.
Gebed en lijden
In een document van Pastoor Jamin is deze getuigenis van Pater Echbertus terug te vinden: “Op 13 oktober 1958, begaf ik me ‘s morgens om 5 uur aan het kapelletje met mijn pillicht. Ik werd verrast Mariette te zien, diepbiddend, haar kop tussen de handen, steunend tegen de derde pijl, met haar witte baret op haar hoofd. Ze keek naar mij niet omhoog. Ik verbleef daar voor een klein momentje en ging opnieuw terug weg; ze heeft geen enkel teken van nieuwsgierigheid getoond tegenover degene die haar kwam storen. Zulke verslagen heeft broeder Yves – hij woonde toen in het huis Beco – ook gedaan. Ook hij zag haar dikwijls heel laat in de nacht bidden.
Mariette heeft enorm afgezien van allerlei lasteringen. In de laatste jaren van haar leven beperkten verschillende infirmiteiten streng haar zicht, haar gehoor en haar mobiliteit. Ze voelde zich ook zeer diepgetroffen met de dood van haar broer René in 2007, van haar dochter Myriam in juli 2008, alsook van haar zuster Simone in 2009. Ze zei : “Ik snap het gewoon niet, Onze-Lieve-Vrouwe heeft mij gezegd: ‘Ik kom het lijden verlichten’, en, wat mij betreft, ik heb anders niets gedaan als lijden, sinds ik 6 jaar oud was. Waarom?”
‘s Nachts sliep ze amper twee of drie uur. Ze bad de rest van de tijd, zittend op haar bed. Zag ze te veel af, dan dacht ze telkens aan het belofte van de Maagd: “Ik zal voor jou bidden.”