Het proces van erkenning van de verschijningen door de Kerk vond plaats in verschillende fasen.
Bij het bericht van de eerste verschijningen was mgr. Louis-Joseph Kerkhofs in eerste instantie sceptisch, zelfs vijandig. Maar al snel hij raakte diep overtuigd van de intrinsieke waarde, zoals hij het uitdrukte, van de boodschap zelf en van de kwaliteit van de devotie die in Banneux werd getoond, verre van enige extravagantie.
Zijn persoonlijke vertrouwen in Maria bracht hem er ook toe om met voorzichtigheid de feiten in overweging te nemen waarvan Mariette getuige was geweest. Met grote discretie nam hij zijn bisschoppelijke verantwoordelijkheid op zich, omwille van het hem toevertrouwde Volk van God, bezorgd zijnde om het geestelijk welzijn van de gelovigen, overeenkomstig de leer van de Kerk.
Hij installeerde een eerste diocesane onderzoekscommissie en begon zo aan een lange procedure, vol verwikkelingen. Het ging niet alleen om het geven van toestemming voor de openbare verering van de Maagd der Armen, maar ook om het bepalen van de waarheidsgetrouwheid van de gebeurtenissen die van 15 januari tot 2 maart 1933 in Banneux plaats gevonden hadden. Mgr. Kerkhofs waakte zelf over de theologische en historische nauwkeurigheid van de feiten. Drieënzeventig getuigen werden door de eerste commissie gehoord, en vele deskundigen (artsen, historici, theologen en kerkjuristen) gaven hun mening. Maar de bisschop heeft zijn aarzelingen en bezwaren pas kunnen overwinnen dankzij het kritische onderzoek van alle getuigenissen van pater René Rutten SJ. Dit was uitgevoerd met een precisie zoals men kon verwachten van de kritische analyses van jezuïeten.
Het is daarom dat de bisschop al in 1942 zich kon uitspreken over de cultus en de feiten van Banneux. De verklaring van de bisschoppelijke brieven van 1942 en 1947 zijn bevestigd en zelfs versterkt geworden door die van 22 augustus 1949. Als herder van Gods Kerk in het bisdom Luik, gaf mgr. Kerkhofs de gelovigen de vaste overtuiging van de evangelische zuiverheid van de boodschap en de realiteit van de feiten. De oprechtheid van de getuige, haar nederige bereidheid en haar belangeloosheid maakten dit gezaghebbende en duidelijke oordeel mogelijk: Maria was op het hoogtepunt van de winter van 1933 verschenen en had de woorden gesproken die Mariette Beco als zodanig aan ons heeft overbracht.